-
1 in elkaar zetten
〈 machine〉 fit/put together, assemble something; 〈 vlug of slordig〉 knock together; 〈 plannetje〉 contrive, think upVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in elkaar zetten
-
2 in elkaar zetten
гл.общ. составлять (вместе) -
3 in elkaar zetten
zusammenbauen -
4 in elkaar zetten
düzenlemek -
5 de voeten loodrecht tegen elkaar zetten
de voeten loodrecht tegen elkaar zettenDeens-Russisch woordenboek > de voeten loodrecht tegen elkaar zetten
-
6 iets in elkaar zetten
iets in elkaar zettenmonter qc. -
7 de kiezen op elkaar zetten
de kiezen op elkaar zettengrit/clench one's teethVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de kiezen op elkaar zetten
-
8 dingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken
dingen tegen elkaar zetten/leggen/drukkenput/lay/press things togetherVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken
-
9 getallen onder elkaar zetten
getallen onder elkaar zettenwrite/place figures in columnsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > getallen onder elkaar zetten
-
10 elkaar
1 each other, one another♦voorbeelden:elkaar helpen • help each otherzij lijken op elkaar • they look like/resemble one anothertwee touwen aan elkaar binden • tie two ropes togetherzij maakte het achter elkaar af • she finished it in one gohij heeft een uur achter elkaar gepraat • he went on talking for a whole hourachter elkaar staan • stand one behind the otherweken/uren achter elkaar • for weeks/hours on endvier keer achter elkaar • four times in a rowdrie boeken achter elkaar uitlezen • read three books one after the otherbij elkaar komen • meet, come togetherhij heeft ze niet allemaal bij elkaar • he's got a screw loosealles bij elkaar (genomen) • on the whole, all in allzij hebben 50 gulden bij elkaar kunnen leggen • they were able to raise 50 guilderszoveel geld heb ik nooit bij elkaar gezien • I've never seen so much money at oncemeer dan alle anderen bij elkaar • more than all the others put togetherwij blijven bij elkaar • we stick/keep togetherde kinderen lopen door elkaar • the children are running all over the placealles ligt door elkaar • everything is mixed up/confuseddoor elkaar raken • get mixed up/confusedhet verhaal zit goed/slecht in elkaar • the story is well/badly thought outzij werden het met elkaar eens • they came to an agreementze hadden met elkaar nog geen gulden • they didn't have a guilder between themze kwamen enkele minuten na elkaar binnen • they came in within a few minutes of each other/one anothernaast elkaar zitten/liggen/lopen • sit/lie/walk side by sidegetallen onder elkaar zetten • write/place figures in columnszij moeten dat onder elkaar maar uitmaken • they must sort that out amongst themselveswe zijn toch onder elkaar • after all we are by ourselveshet zijn vrienden onder elkaar • they are all friends (together)op elkaar liggen • lie one on top of the otherdingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken • put/lay/press things togetherdie groep is uit elkaar gevallen • the group has split updie auto valt bijna (van ellende) uit elkaar • that car is falling apartze zijn uit elkaar gegroeid • they (have) drifted apart(personen of zaken) (goed) uit elkaar kunnen houden • be able to tell (people/things) apartuit elkaar gaan • 〈 gezelschap, commissie, jury〉 break up; 〈 vrienden, echtgenoten〉 split up/break up; 〈 menigte, betogers〉 disperseeen machine uit elkaar halen/nemen • strip down/dismantle a machinezij zijn familie van elkaar • they are relatedzij hebben veel van elkaar • they are very much alikehij heeft zijn zaakjes goed voor elkaar • he's got things fixediets niet voor elkaar kunnen krijgen • not manage (to do) somethinghet is voor elkaar • it has been taken care ofelkaar uit de weg gaan • avoid each other -
11 zetten
1 [doen zitten] asseoir2 [plaatsen] mettre3 [aannemen] prendre4 [bereiden] préparer5 [in de vereiste stand brengen] remettre (en place)6 [drukwezen] composer7 [verwedden] miser♦voorbeelden:een huis (laten) zetten • (faire) construire une maisonstoelen zetten • placer des chaisesiemand gevangen zetten • écrouer qn.geld vast zetten • bloquer une somme d'argentde muziek zachter zetten • baisser le son de la musiqueiemand eruit zetten • expulser qn.knopen aan een jas zetten • coudre des boutons à un pardessusiets in elkaar zetten • monter qc.geld op zijn rekening zetten • verser de l'argent sur son compteiets op zijn plaats zetten • ranger qc.〈 figuurlijk〉 zich over iets heen zetten • digérer qc.het zetten van een tekst • la composition d'un texte¶ iemand niet kunnen zetten • ne pas pouvoir sentir qn.zich aan iets zetten • se mettre à qc.iemand aan het werk zetten • mettre qn. au travailalles op alles zetten • faire l'impossible (pour que <+ aanvoegende wijs>)het op een lopen zetten • prendre ses jambes à son couhet op een huilen zetten • se mettre à pleurer -
12 zetten
1 [doen zitten] seat3 [bepalen] set6 [met kracht beginnen] set to7 [opwekken] set9 [zijn vaste vorm krijgen] set♦voorbeelden:zich aan tafel zetten • sit down at tableeruit zetten • eject, evict, throw outalle conventies opzij zetten • set aside all conventions, be unconventionalzet je auto aan de kant • pull up at the sideiemand achter de tralies zetten • put someone behind barseen edelsteen in goud zetten • set a jewel in goldhet eten op tafel zetten • serve dinnereen schip op het land zetten • run a ship ashoreeen ladder tegen de muur zetten • set a ladder against a wallzet dat maar uit je hoofd! • get that out of your headiemand uit een vereniging zetten • drop someone from a clubin elkaar zetten • 〈 machine〉 fit/put together, assemble something; 〈 vlug of slordig〉 knock together; 〈 plannetje〉 contrive, think uphet op een lopen zetten • (make a) run for ithet op een zuipen zetten • hit the bottle10 letters zetten • compose/set typehet zetten • typesetting, composingik zet er vijf pond op (dat) • I bet you five pounds (that)¶ zet de muziek harder/zachter • turn up/down the musicdat kan zij niet zetten • she can't stomach thatzich ergens toe zetten • put one's mind to something -
13 de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegen
de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegen
-
14 kies
kies1〈de〉♦voorbeelden:een holle/rotte kies • a hollow/decayed tootheen kies trekken • pull out/extract a molar/tooth〈 figuurlijk〉 de kiezen op elkaar zetten • grit/clench one's teeth————————kies2♦voorbeelden: -
15 составлять
v1) gener. aanleggen (коллекцию), belopen (сумму), bundelen (сборник), maken, opmaken (протокол и т.п.), stellen (письмо и т.п.), uitmaken, uitwerken, bedragen (сумму), beramen (план, смету), bouwen (планы), in elkaar zetten (вместе), ineenzetten, ontwerpen (план, проект), plannen beramen, samenstellen, vervatten, vormen2) gram. construeren (фразу, предложение) -
16 loodrecht
♦voorbeelden:de zon staat loodrecht boven de aarde • le soleil est au zénithloodrecht op iets staande • perpendiculaire à qc.de voeten loodrecht tegen elkaar zetten • joindre les talons -
17 fabriceren
-
18 monteren
-
19 rij
1 [opeenvolging in rechte lijn] row, line ⇒ 〈 mensen〉 file, 〈 mensen, verkeer〉 line, 〈 mensen, verkeer〉 Bqueue2 [volgorde] row♦voorbeelden:een rij bomen • a line of treeseen jas met een/twee rijen knopen • a single-/double-breasted coatin de eerste/voorste rijen • in the front seats/rowsrij aan rij • row upon row, in rowsin de rij staan • Bqueue, Astand in linein de rij lopen • walk in line/processionin de/een rij gaan staan • queue (up), line up2 hij was de vijfde in de rij • he was fifth in the queue/in linealles op een rijtje zetten • list all the pointsalles nog eens op een rijtje zetten • go through the points once againop het rijtje af gaan • do them one by one -
20 voet
1 [lichaamsdeel; deel van een kous] foot3 [versvoet; lengtemaat] foot5 [afdruksel] footprint♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 op staande voet • at once, on the spot; 〈 met betrekking tot verleden ook〉 then and there〈 figuurlijk〉 ergens (vaste) voet krijgen • gain a (firm) foothold somewhere, obtain a firm footingde voeten vegen • wipe one's feet〈 figuurlijk〉 iemand de voet dwars zetten • put a spoke in someone's wheel, thwart/frustrate someonevoet aan wal zetten • set foot ashoreiemand op de voet volgen • follow in someone's footsteps〈 figuurlijk〉 de gebeurtenissen/de ontwikkelingen op de voet volgen • 〈 bijhouden〉 keep (a close) track of events/developmentste voet gaan • walk, go on footnog goed uit de voeten kunnen • still be steady on one's legsvoor de voet(en) weg • off-handiemand voor de voeten lopen • 〈 figuurlijk〉 hamper someone, get under someone's feetvoet(je) voor voet(je) • step by stepde zieke kan geen voet verzetten • the patient is too weak to movegeen voet buiten de deur zetten • not set foot outside the doorik zet daar geen voet meer in huis • I won't ever set foot in that house again〈 figuurlijk〉 geen voet aan de grond krijgen • have no success, make no headway2 de voet van een glas • the stem/base of a glassde voet van een zuil/lamp • the base of a column/lampop gelijke voet met elkaar omgaan • be on an equal footingop gespannen voet staan met iemand • be at odds with someonezij staan op goede/vriendschappelijke voet met elkaar • they are on good/friendly terms (with each other)op grote voet leven • live in (great) styleop te grote voet leven • live beyond one's meansop vertrouwelijke voet staan met iemand • be on familiar terms with someonede zaken op dezelfde voet voortzetten • continue business (on the same footing) as beforeop voet van oorlog leven • be on a war footingop voet van gelijkheid • on equal terms
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Турецкий
- Французский
in elkaar zetten
Страницы